Trikonasana is een staande zijwaartse buiging. Je gaat met je aandacht achtereenvolgens naar de linker zijkant en de rechter zijkant van je lichaam.
Voor sommigen is dit een vrij confronterende houding. Fysiek kan Trikonasana soms ongemakkelijk aanvoelen. Mentaal kan er weerstand zijn. Of juist een moeilijk te onderdrukken neiging om een tandje bij te zetten voor een ‘beter’ resultaat. Althans in de beleving van de beoefenaar…
Spelregels
In mijn rol als docent ben ik al heel wat varianten van het bovenstaande tegengekomen in Trikonasana. De kern van wat ik dan probeer over te brengen, komt samen in de drie kenmerken van een yogahouding. Dus: stevig, stabiel en redelijk gemakkelijk. Als je deze spelregels in gedachten houdt en toepast, kun je je eigenlijk nooit een buil vallen. Bij welke yogahouding dan ook.
Zelfonderzoek
Ik vind het overigens in dit verband nog wel interessant om je ondertussen af te vragen wat je verstaat onder redelijk gemakkelijk. Voor de een betekent dit namelijk iets heel anders dan voor de ander. De variatie is enorm. Het ene uiterste is het lichaam slap houden en er met de pet naar gooien. Het andere uiterste is met op elkaar geklemde kaken en met spanning vertrokken gezicht het lichaam geweld aandoen om maar de beste prestatie te leveren.
De middenweg
Je zult begrijpen dat het aan te bevelen is om het midden hiertussen te vinden. Dat midden is echter niet altijd hetzelfde. De ene dag zal Trikonasana een ander gevoel geven en er zelfs iets anders uitzien dan de andere. Ook dat is iets om goed te onthouden: begin elke keer weer opnieuw. Alsof het de eerste keer is dat je oefent. Neem je tijd en wees vriendelijk voor jezelf.
Instructie
Ga staan met je voeten net wat buiten de mat. Sta goed rechtop, maar zoek een positie waarin je je comfortabel voelt. Ontspan je schouders en laat ze eventueel een stukje zakken. Maak je nek lang. Houd de hals zacht.
Breng dan, op een inademing, je armen gestrekt en zijwaarts omhoog, tot ongeveer schouderhoogte. Handen en vingers zijn ook zijwaarts gestrekt. Uitademend laat je de rechterarm zakken in de richting van het rechterbeen en pak het been vast in de buurt van de rechterknie. De vingers zijn aan de achterkant van het been, de duim aan de voorkant.
De linkerarm gaat loodrecht omhoog, met de handpalm naar voren en de vingers gesloten en gestrekt. Kijk in de richting van de hand die boven is.
Houd beide benen zoveel mogelijk gestrekt. Uiteraard zonder de knieƫn te overstrekken. Enerzijds is het lichaamsgewicht in de rechterhand die de rechterbeen vasthoudt. Anderzijds is er sprake van een uitstrekking van de linkerarm en -hand naar boven. Zoek voor jezelf een prettige balans waarin je enige tijd, met redelijk gemak en met een stabiel gevoel, kunt blijven.
Neem waar dat er enige spanning in het lichaam is, doordat er sprake is van een zijwaartse buiging. Probeer te ontspannen binnen deze spanning. Voel de adem door de houding heengaan. De uitademing gaat steeds in de richting van de voeten en de ondergrond.
Kom na enige tijd op een inademing terug omhoog, met de armen zijwaarts op ongeveer schouderhoogte. Breng dan op een uitademing de armen weer terug naar beneden, tot langs het lichaam. Zet de voeten wat dichter bij elkaar, op ongeveer een voetbreedte uit elkaar. Voel de houding een momentje na.
Doe de houding dan ook aan de andere zijde.